Op 15 januari 2014 heeft de Raad van State, Franstalige kamer, zich uitgesproken over de zaken ingediend door enkele partijen. Net zoals de Nederlandstalige kamer van de Raad van State in haar arrest van 25 maart 2013 een prejudiciële vraag stelt aan het Grondwettelijk Hof en de overige middelen verwerpt, worden in deze arresten twee gelijkaardige prejudiciële vragen gesteld, te weten, in welke mate de staatswaarborg ten gunste van de particuliere houders van deelbewijzen van een erkende coöperatieve vennootschap een discriminatie vormt ten opzichte van andere categorieën van aandeelhouders, meer in het bijzonder,aandeelhouders van andere kredietmaatschappijen, pensioenfondsen en hun begunstigden en gemeenten als aandeelhouder van de Gemeentelijke Holding.
Het Grondwettelijk Hof heeft meegedeeld dat de zaak voorgekomen is op de zitting van 4 maart 2014.De prejudiciële vraag, gesteld op 25 maart 2013 door de Nederlandstalige kamer van de Raad van State aan het Grondwettelijk Hof werd aldus op 4 maart 2014 onderzocht. De pleidooien werden gehouden en de zaak werd in beraad genomen.Een uitspraak kan normaal gezien worden verwacht binnen een termijn van een maand tot anderhalve maand. Deze termijn dient echter niet als een verplichting te worden beschouwd.
Intussen heeft de griffie van het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vragen betreffende de uitspraken van de Franstalige Kamer van de Raad van State die op 15 januari jl zijn tussengekomen doorgegeven aan het Grondwettelijk Hof. De memories van antwoord dienen ten laatste tegen 28 maart te worden ingediend.