Conclusie van de advocaat-generaal bij het Europees Hof van Justitie dd. 2 juni 2016

TERUG NAAR OVERZICHT

De ARCO-groep nam kennis van de gepubliceerde conclusie van de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, mevrouw Kokott, in het kader van de prejudiciële vragen gesteld door het Grondwettelijk Hof.


Ter herinnering, op 5 februari 2015 velde het Grondwettelijk Hof een tussenarrest waarbij, alvorens ten gronde uitspraak te doen, verschillende prejudiciële vragen werden gericht aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.


De advocaat-generaal is van oordeel dat het in het licht van de Europese richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels toegelaten is om het nationale depositogarantiestelsel ook te laten gelden voor de aandelen die natuurlijke personen aanhouden in erkende financiële coöperaties (zoals de coöperaties van de ARCO-groep).


Indien door een nationale overheid wordt beslist tot dergelijke toegelaten uitbreiding van het depositogarantiestelsel zijn er, volgens de advocaat-generaal, twee voorwaarden te vervullen:

-   er mag niet worden afgedaan aan de nuttige werking van de depositogarantie en

-   er mag geen inbreuk worden gemaakt op andere Unierechtelijke voorschriften.


De eerste voorwaarde heeft betrekking op de verminderde beschikbaarheidsgraad van de ingezette financiële middelen, waarbij is op te merken dat, zoals door de advocaat-generaal wordt benadrukt, het aan de nationale (Belgische) rechterlijke instanties toekomt om over de nuttige werking van het Belgische depositogarantie-stelsel te oordelen.


De tweede voorwaarde betreft voornamelijk de aanmeldingsprocedure en het geheel van Unierechtelijke regels die gelden met betrekking tot (al dan niet verboden) staatssteun en is te beoordelen door de rechterlijke instanties van de Unie.


In het licht van de toegelaten uitbreiding van het depositogarantiestelsel en gelet op het feit dat dergelijke mogelijke uitbreiding van het stelsel naar erkende financiële coöperaties niet eerder in de rechtspraak van de instanties van de Unie is voorgekomen, is het niet onbelangrijk er de aandacht op te vestigen dat, zoals terecht door de advocaat-generaal zelf wordt gemeld, zelfs indien het Hof van Justitie zich thans bij de mening van de Commissie - die door de advocaat-generaal wordt gedeeld - zou aansluiten, deze beslissing het Gerecht van de Europese Unie niet zou binden in diens beoordeling over het wettig karakter van de staatssteun.


Benevens het feit dat het garantiestelsel naar mening van de advocaat-generaal te laat is aangemeld, rijst ook de vraag of door de Belgische overheid niet met meer zorgvuldigheid was na te gaan hoe, met betrekking tot de toegelaten uitbreiding van het garantiestelsel naar de financiële coöperaties, een systeem kon worden uitgewerkt dat wel aan voormelde voorwaarden kon voldoen, gelet op de principiële toelaatbaarheid ervan.

TERUG NAAR OVERZICHT